Meteen naar de inhoud

Stroming

Op een rivier dicteert de stroming alle visserij, maar ook op kanalen speelt het een grote rol in het aasgedrag van vissen.

Onlangs was ik aan het vissen op een kanaal, kort achter een sluis. Het was geen werkdag, dus er passeerden geen boten. Maar de sluizen zijn tegenwoordig geautomatiseerd, en blijkbaar geprogrammeerd om in de namiddag een kier open te zetten om toch voor een normaal debiet te zorgen.

Dit is een absoluut godsgeschenk! Zeker in volle zomer zet dit de vis aan tot bijten; ik ving de ene mooie baars na de andere, sommigen hadden mijn shad zelfs tot voorbij het keelgat binnengezwolgen. Dat betekent A) dat ze actief waren, en B) dat ik met de juiste shad aan het vissen was 🙂 En C) dat goed onthaakmateriaal belangrijk is.

Toen de stroming weg was, was de beet ook weg.

Stroming dus. Maar hoeveel? En hoe? En waarom?

Hoeveel is simpel: volgens de biologie is baars niet echt een stroomminnende vis, meer dan een halve meter per seconde moet het niet zijn. Zoals in de volksmond gezegd wordt: “een beetje trek” is ideaal. Voor snoekbaars mag het iets meer zijn, maar het moet niet beginnen kolken. Snoekbaars ligt trouwens graag dicht in de buurt van een stroomnaad.

Tip: de meeste Vlaamse sluizen hebben een stroombreker. Dit is een soort V-vormige betonnen balkgeval onder water dat de grofste stroom breekt. Erboven of eronder, links of rechts, er zal altijd wel ergens een plekje zijn met een evenmatige, aangename stroming waar de roofvis graag vertoeft. Zoek de aangename stroom, en u zal vis vinden….

Het waarom is een beetje filosturbatie, maar stroming mengt het water; het brengt zuurstofrijk water op plaatsen waar voorheen minder zuurstof was, het brengt warmer of minder warm water waar het voorheen te warm of te koud was,… In ’t kort: het maakt dat het interessant wordt voor de vis om te beginnen azen. En dat doen ze dan ook.

Stroming zorgt er ook voor dat het plankton omgewoeld wordt, en vrij hulpeloos door het water zweeft. De kleine prooivisjes beginnen te azen, en dat zet de roofvis ook aan tot azen.

Allright, hoe bevissen we een licht stromend sas?

Vooreerst: tijdens zo’n fenomenen gaat de roofvis dicht achter de grote obstakels liggen, of vlak achter de stroombreker. Dat worden dus echte hotspots.

Het lijkt erop dat de meeste sassen maar aan 1 kant op een kier gezet worden. Dit zorgt ervoor dat 1 kant van het kanaal hard stroomt in de normale richting, maar aan de andere kant stroomt het dan meestal in de tegenovergestelde richting, en iets minder hard. De rustigere delen van de keerstroom zijn ook altijd een paar worpen waard. En de hoekjes waar de hoofdstroom net niet passeert.

Diegenen die niet het geluk hebben om in de buurt van een sas te vissen: geen nood. Een passerend geladen schip mengt ook redelijk wat water, en zet ook heel dikwijls de vis aan het azen, zeker de roofvis, en zeker in het midden van een rustige zomerdag.

Tip: Stroming op kanalen is trouwens ook voorspelbaar. Stromafwaarts het Netekanaal bijvoorbeeld, is een brug waar de schepen niet kunnen passeren op hoog water, noch op heel laag water. De sluizen gaan dus enkel open op medium waterhoogte op de rivier de Nete. Men kan dus met een getijdentabel voorspellen wanneer de sluizen gaan actief zijn, op werkdagen.

Yep, weekdagen en weekenddagen zijn voor de visserij op een kanaal heel verschillend. Het bouwverlof is trouwens ook merkbaar: dan zijn er veel minder vrachtschepen en iets meer plezierbootjes, die bijlange niet zoveel water verzetten.

 

1 reactie op “Stroming”

  1. Ik dacht dat je niet mag vissen in de buurt van een sluis of sas. Even nagekeken en blijkt dat IN de sluis niet mag, maar blijkbaar wel er net buiten dan. Wist ik niet, thx Elvo

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *