“Ik vis graag met plugjes.”
Dat is fijn, maar de vissen hebben niet altijd zin in plugjes. Pluggen werken alleen echt goed als de vis goed los is, zich door de waterkolom beweegt, en de energie en zuurstof heeft om te achtervolgen.
“Aan oever X hebben ze mooie vissteigers aangelegd.”
Voor witvissers is dit misschien niet zo erg als voor roofvissers, maar strakke, monotone oevers zijn geen hotspots voor de vis. Roofvis kruipt graag weg in en achter hout en stenen, tussen pijlers,… overal waar het niet makkelijk vissen is.
“Ik vis meestal een uurtje na m’n werk.”
Dan heeft u nog geluk dat dat in de meeste seizoenen een redelijk goede tijd van de dag is. Maar als het weer veranderlijk is, of er stroming in het spel is, dan kan het goed zijn dat de vissen op een ander uur eten.
“Ik heb mijn shads gesorteerd per lengte en per kleur, in Plano 3700 dozen.”
Mooi, maar vissen komen niet naar uw tacklebox kijken.
[divider line_type=”Full Width Line” custom_height=””]
Met deze aanstootgevende statements willen we gewoon zeggen: de hengelaar heeft niets te bepalen of te kiezen, het is de vis die alles bepaalt. Wie succesvol wil zijn in de visserij, zal zich moeten aanpassen: zoeken waar de vis zich bevindt, en aas gooien waar hij zin in heeft.
Een voorbeeld: toen we tijdens de hete dagen van deze zomer gingen vissen, merkten we buitengewoon veel activiteit van zoetwaterkreeftjes. Meestal zijn ze vrij bruin en donker, en kruipen ze over de bodem. Maar deze keer waren ze naarstig heen en weer aan het schuren langs betonranden, en zagen we ook opvallend rozige exemplaren die door de waterkolom flapten. Het was ook de periode van volle maan, typisch de periode dat kreeftachtigen vervellen.
De vis beet op overwegend witte, visvormige shads, maar hij beet 100 keer aggressiever op garnaalkleurige shads met een garnalenreukje. Dat is wat de vis had gekozen, en dat is wat wij als nederige hengelaars hebben gepresenteerd.