Een dieptemeter, zo een sonarapparaat met GPS en Structure Scan en Side Scan en een groot scherm dat nog altijd veel te klein is, en 100 toeters en bellen, kost al gauw 1000€. Kan het ook zonder?
Tuurlijk! Volg gewoon deze tips!
A) Kanaal.
Kanalen zijn gemakkelijk, en voorspelbaar. Een standaard klein kanaaltje ziet er ongeveer zo uit:
De kant is ofwel damplaat ofwel breuksteen, en dan volgt een geleidelijk talud tot in de vaargeul. De diepte van de vaargeul kan je dikwijls online terugvinden.
Redelijk simpel, redelijk uniform, redelijk onaantrekkelijk voor roofvis. Tenzij….
A1) Versmallingen
Hier wordt het interessant. De bredere kanalen versmallen bij elke brug – denk aan het Albertkanaal met zijn massieve 90m breedte. En waar een versmalling is, is een talud. Immers, de vaargeul moet overal even diep blijven, maar de kant komt dichterbij. Dus het talud wordt steiler. Meestal zijn de steilere taluds ook gemaakt uit breuksteen, en omdat de stroming ook vernauwt en dus versnelt, blijven taluds proper en gespoeld. En tussen die stenen woont dan allerhande gespuis, kreeftjes en larven, en dat vinden roofvissen fijn.
A2) Bruggen
Waar een brug is, is verticaal beton, en ook dat vinden roofvissen fijn. Om achter te lurken, of om in de schaduw te gaan liggen. En elke kanaalbrug heeft taluds, ofwel omdat het versmalt, ofwel omdat er betonnen pilaren in het water staan. Die staan nooit op volle diepte, altijd op een taludje.
B) Waterlopen
Rivieren, beken, stroompjes, afleidingskanalen zoals de Coupure in Gent,… alles waar water door stroomt, heeft een beetje een andere dynamiek, en dus ook een ander bodemprofiel. In essentie: hoe sneller de stroming, hoe dieper het water op dat punt. Concreet wil dat zeggen:
waar de rivier gewoon rechtdoor loopt, is het midden het diepste punt, en ziet het er ongeveer zo uit:
Waar de rivier een bocht maakt, ligt de diepere geul meer naar de buitenkant.
Waar de rivier versmalt, is het proportioneel dieper. Ahja, want hetzelfde watervolume moet er passeren.
Waar het water tegen een rotswand aanknalt, is het bodemprofiel even steil als de rotswand.
Om en rond palen wordt soms een kom uitgeschuurd, omdat daar extra wervels zijn. Niet veel, iets tussen 10 en 30cm ofzo.
C) Dokken
Dokken worden op een bepaalde diepte gebaggerd, navenant de schepen die er moeten kunnen passeren. Dat gaat van 3m in kleine dokjes tot 10m in de grotere havendokken. Maar slib komt redelijk snel, en de slibplaten komen meestal in het midden van een dok te liggen. En aan de in – of uitgang van een dok schuurt het water meestal de stenen bloot, dat zijn wederom hotspots.
Tot dusver de theorie en het algemene beeld. Hoe meet je nu praktisch een diepte?
Karpervissers hebben een systeem met een peildobber en een zwaar lood, maar roofvissers rijden niet graag met kruiwagens rond, dus dat doen we niet. We vertrouwen eerder in het weinige materiaal dat we al bijhebben. Ik vis vaak met staaflood van 3,5gr en een klein wormpje, en ik kan goed inschatten hoe snel die combinatie afzinkt. Met een nauwkeurigheid van een halve meter kan ik dus alles peilen wat bewerpbaar is.
In de kant is het simpeler en nauwkeuriger: lood laten zakken, molen dicht, ophalen zonder binnendraaien en gewoon kijken hoeveel lijn je hebt.
Of nog simpeler, zonder materiaal: wacht to het winter is, en ga eens kijken. In die periode is hat water kraakhelder, en kan je de bodemstructuur gewoon zien, inclusief obstakels. Zo weet ik bijvoorbeeld een brommer liggen op de bodem, en ik weet zelfs welk merk en type.
Bonus tip: als je te doen hebt met ondiep water, kan je ook met stift bijvoorbeeld 1,5m lijn markeren. Zo kan je zelfs subtiele bodemcontouren waarnemen bij het binnenvissen.