“De aalscholvers vreten alle vissen weg!”. Dat is een goed excuus als je staat te blanken.
Ondiepe, heldere vijvertjes kunnen inderdaad helemaal leeg worden gegeten, maar op grotere waters blijft altijd wel iets over.
En de vissen die overblijven, dat zijn de fitste, de sterkste, de snelste, diegenen die bij het minste geringste tussen de waterplanten schuilen. 20 Jaar aalscholverpredatie heeft het visbestand
A) uitgedund,
maar ook
B) gezonder en sterker gemaakt.
Baarzen van tussen de 15 en 25 cm kan je vlot vangen, maar dat is ook exact de ideale snack voor een aalscholver. Sterk dat die visjes zijn tegenwoordig! Een wilde forel van dezelfde maat heeft minder kracht.
En nog iets dat heel opvallend is: bijna zonder uitzondering springen ze uit je hand, met een krachtige staartslag. Lijkt wel verplicht door de vakbond. Dat deden ze voor het aalscholvertijdperk niet.
Dat geeft wel aan dat een krachtige staartreflex als verdedigingsmechanisme is geëvolueerd. Kunnen ontsnappen uit een bek (of hand) is bijna een voorwaarde om kindjes te krijgen.
Ook lijken alle baarsjes hoog van rug, een beetje vet, en kerngezond. Waarschijnlijk omdat er minder vis overblijft, en er nog altijd veel insecten, larven en kreeftjes zijn.
Veel gezapige vissen in het water, of minder vissen in het water, maar wel meer sportieve? Wat is het beste? Hangt er van af welk soort visser je bent…
Gewoon de eieren schudden en dat vijf jaar achtereen. Zo ben je op den duur ervan af op verantwoorde manier.